3. Programmeren - omgansvormen

Nadat de junior-computer is gebouwd en nadat we in hoofdstuk 2 een hoop basisinformatie aan de weet zijn gekomen zijn we toe aan het gebruik ervan: wat kun je ermee doen en hoe gaat dat in zijn werk? Deze vragen zullen in dit hoofdstuk uitgebreid worden beantwoord.

Daar staat ie dan, gebouwd en wel. Stekker in kontaktdoos, netschakelaar in en hij is klaar voor gebruik. Eerst moeten we echter zelf klaar zijn voor gebruik. Het wordt nu ernst. Speelse ernst, want u leert spelenderwijs programmeren en programmerenderwijs spelen. Door de junior-computer tijdens het leren te gebruiken leert u hem te gebruiken.

Terreinverkenning

U krijgt te maken met zes zevensegment-displays, 23 toetsen en nog twee losse wipschakelaars. Het "dashboard" is getekend in figuur 1a. Na de "warming up", de aansluiting op het lichtnet en het aanzetten van de netschakelaar en het indrukken van toets RST lichten de displays op; ze geven willekeurige hexadecimale getallen weer. Indrukken van toets RST zorgt ervoor dat het monitorprogramma wordt geaktiveerd. Als gevolg daarvan wordt door de computer gekeken of een van de toetsen is ingedrukt. Gaat het om een van de toetsen 0 … F, dan wordt de toetswaarde in beeld gebracht. De vier linker displays geven hexadecimaal de adressen weer. In principe zijn alle adressen van 0000 t/m FFFF mogelijk. De twee rechter displays geven de inhoud weer van de geheugenplaats die zich door het adres in kwestie "aangesproken voelt". Stel we willen bepaalde geheugenplaatsen met data laden. Op de plaats met adres 020018, op het volgende adres A9, enzovoorts. We gaan dan als volgt te werk:


Figuur 1a. Het "hardware-dashboard" van de junior-computer. Naast zestien hexadecimale toetsen zijn er zeven funktietoetsen en twee funktieschakelaars. De tekst in kleine letters bij de funktietoetsen heeft betrekking op funkties die de toetsen verrichten als men programma's wil redigeren ("editing"). Dat komt uitgebreid aan de orde in boek 2. Ook de teksten "op-code" en "operand" hebben daarop betrekking. In de normale situatie zijn de displays Di1 . . . Di4 voor het weergeven van adressen (op elk moment één adres) en Di5 en Di6 voor de weergave van data (op elk moment één byte). Adressen en data zijn hexadecimaal gekodeerd. N.B. Deze figuur bevat tevens alle informatie, nodig voor de toetsteksten (zie hoofdstuk 1).


– toets DA. Brengt de junior-computer in de datamode.

– toets +. Indrukken verhoogt het laatst ingegeven adres met één. Mode (adres- of data-) blijft ongewijzigd.

Het laden van data van daarnet betrof niet zo maar willekeurige data. Het ging om een programmaatje. Een programma dat twee hexadecimale getallen bijelkaar optelt. Zonder nu meteen al de hele sluier te verwijderen nu alvast een paar tipjes.

Op adres 0200 staat 18, kode voor de instruktie CLC, CLear Carry. Vervolgens gaat de computer te rade bij adres 0201. Vindt daar A9, de kode voor LDA, LoaD Accumulator immediate. Laden waarmee? Dat staat op het volgende adres, 0202. De accu wordt dus geladen met 03. Op adres 0203 staat 69. Niet negenenzestig maar de hexadecimale kode voor de